|
Vandaag gaan we weer naar de stembus. Het zal dan nog wel even duren voordat er een nieuw regeerakkoord ligt. Vaak wordt er wel doorgegaan met de liggende wetsvoorstellen, maar de politieke processen lopen in een demissionaire fase altijd vertraging op. Het huidige kabinet is sinds 2 juni 2025 demissionair. Dat betekent dat het kabinet geen nieuw beleid van structurele aard meer kan invoeren zonder parlementair mandaat. De val van een kabinet levert daarom altijd vertraging op in de trajecten richting inwerkingtreding en uitvoerbaarheid van wetsvoorstellen.
Concreet:
- Demissionair kabinet → minder ruimte voor ingrijpende wetsvoorstellen.
- Nieuw kabinet moet eerst een coalitie vormen, regeerakkoord bereiken, beleidsprioriteiten bepalen → tijdverlies.
- Parlementaire behandeling (commissies, Raad van State-advies, moties, amendementen) duurt vaak maanden.
- Voor wetsvoorstellen die al ‘liggen’ geldt extra risico op stilstand of herijking van inhoud.
- Voor deze wetsvoorstellen betekent dit dat uitvoering, normering of inwerkingtreding later is dan gepland.
Wat ligt er voor een nieuw kabinet om op te pakken? Onderstaand overzicht behandelt enkele grote dossiers die sterk relevant zijn voor het inkomens- en arbeidsongeschiktheidsdomein inclusief de stand van zaken en aandachtspunten voor adviseurs, casemanagers en beleidsmakers.
1. Wetsvoorstel Meer zekerheid flexwerkers Dit wetsvoorstel is op 19 mei 2025 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingediend. Belangrijkste wijzigingen:
- Oproepcontracten verdwijnen en worden vervangen door basiscontracten met een minimum aantal gegarandeerde uren. Bovenop die urengarantie mag een flexibele schil van 30% worden afgesproken.
Wordt het basiscontract aangegaan voor onbepaalde tijd, dan geldt de lage WW-premie.
- Strengere regels voor tijdelijke contracten: de tussenpoze tussen tijdelijke contracten wordt verlengd van 6 maanden naar 5 jaar. Alleen seizoenswerk kan nog worden uitgezonderd (mits opgenomen in ministeriële regeling dan mag de tussenpoze 3 maanden bedragen). En voor studenten blijven de bestaande regels gelden.
- Uitzendkrachten krijgen sneller recht op een vast dienstverband en op gelijke beloning met vaste werknemers. De gelijke-beloningsmaatregel is door de kabinetsval met zes maanden uitgesteld, van 1 januari 2026 naar 1 juli 2026.
De overige onderdelen zouden moeten ingaan per 1 januari 2027, maar dat wordt onzeker door de val van het kabinet.
2. Wetsvoorstel Verduidelijking Beoordeling Arbeidsrelaties en Rechtsvermoeden (VBAR) Ingediend op 7 juli 2025. Dit wetsvoorstel richt zich op het duidelijker maken van het onderscheid tussen werknemer en zelfstandige (zzp) en is o.a. bedoeld om schijnzelfstandigheid tegen te gaan. Kernpunten:
- Invoering van een rechtsvermoeden van werknemerschap bij een uurtarief onder € 36 per uur excl. btw.
- Nieuw beoordelingskader met twee hoofdvragen:
1. Is er sprake van aansturing of formeel of materieel gezag dan is er sprake van een werknemer. 2. Is er sprake van ondernemersrisico en zelfstandige uitvoering waarbij de zelfstandige volledig vrij is om dit in te vullen en een resultaatsverplichting aangaat met opdrachtgever dan is er sprake van een zelfstandige.
De beoogde inwerkingtreding was oorspronkelijk 1 januari 2026, maar door de politieke situatie is dit niet meer haalbaar.
3. Wetsvoorstel Basisverzekering Arbeidsongeschiktheid Zelfstandigen (BAZ) Het wetsvoorstel is op 12 september 2025 naar de Raad van State gestuurd voor advies. Het beoogt een basale arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen tot de AOW-leeftijd indien de zelfstandige niet meer in staat is om een drempelfunctie uit te voeren. Belangrijkste elementen:
- Verzekeringsplicht voor alle zelfstandigen, met de mogelijkheid van opt-out bij een private verzekering die voldoet aan wettelijke voorwaarden.
- Wachttijd: verlengd van 1 jaar naar 2 jaar.
- Premievoorstel: circa 5,4 % van de winst, maximaal ongeveer € 171 per maand (conceptcijfers).
- Zelfstandigenorganisaties vinden deze premie te hoog; actuarieel onderzoek (o.a. vanuit het Actuarieel Genootschap) onderbouwt dat kritisch.
- Inwerkingtreding: nog onbekend. UWV heeft aangegeven dat de uitvoering (arbeidsongeschiktheidsbeoordeling) nog niet haalbaar is vóór 2030.
De BAZ vormt een basaal vangnet op het wettelijk minimumloonniveau, alleen bedoeld indien de zelfstandige geen enkele drempelfunctie meer kan vervullen.
4. Wetsvoorstel aanpassing RIV-toets Een belangrijk wetsvoorstel binnen de WIA-keten die nu nog ter internetconsultatie ligt betreft de wijziging van de re-integratieverslagtoets (RIV-toets). Deze toets die bepaalt of werkgever en werknemer voldoende inspanningen hebben geleverd in de eerste 104 weken van ziekte wordt hervormd om schaarse verzekeringsartsencapaciteit te besparen en meer ruimte te creëren voor langdurige zieke werknemers. Belangrijkste wijzigingen:
- De aangepaste RIV-toets geldt vanaf 1 januari 2028 voor alle lopende ziekmeldingen, en niet alleen voor werknemers die vanaf die datum ziek worden.
- De toets verschuift van een individuele medische herbeoordeling naar een procedurele toets: beoordeeld wordt of de re-integratie-activiteiten aantoonbaar en planmatig zijn uitgevoerd.
- De bedrijfsarts wordt minder leidend in de beoordeling: UWV kijkt meer naar de samenwerking tussen werkgever, werknemer en bedrijfsarts dan naar medische onderbouwing.
- De beoogde wijziging bespaart naar schatting ruim 30 % verzekeringsartsencapaciteit bij UWV, waardoor andere beoordelingen (zoals WIA-keuringen) versneld kunnen plaatsvinden.
Praktische betekenis: Voor casemanagers betekent dit een verandering in het toetsingskader: de nadruk verschuift van medische onderbouwing naar proceskwaliteit en dossieropbouw. Werkgevers zullen hun re-integratiedossier strakker moeten vastleggen, met nadruk op verslaglegging, communicatie en toetsbare voortgang. Het risico van een loonsanctie blijft bestaan, maar de onderbouwing zal meer juridisch-procedureel dan medisch zijn.
5. Herinvoering vereenvoudigde WIA-beoordeling voor 60-plussers per 1 september 2025 De val van het kabinet heeft geen wijziging gegeven voor de herinvoering van de vereenvoudigde WIA-beoordeling voor 60-plussers. De regeling is sinds 1 september 2025 weer van toepassing tot en met 31 augustus 2027. De beoordeling vindt uitsluitend plaats op basis van de praktische verdiencapaciteit, zonder inzet van een verzekeringsarts.
Wanneer de werknemer geen verdiencapaciteit meer heeft, wordt hij of zij ingedeeld in de WGA-categorie 80–100% arbeidsongeschikt. Ten tijde dat de vereenvoudigde WIA-beoordeling van toepassing gaat de financiering van de WIA van alle 60-plussers ook van de reguliere WIA-beoordeling via het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). Dit betekent dat de kosten niet individueel aan werkgevers worden doorbelast via de Whk-premie (Werkhervattingskas) of via het eigenrisicodragerschap WGA.
6. WIA-wijzigingen (naar aanleiding van advies OCTAS) Er liggen op dit moment meerdere adviezen op tafel die door een nieuw kabinet kunnen worden opgepakt. Op de kortere termijn kunnen diverse maatregelen uit het voorstel BETER worden overgenomen, gericht op vereenvoudiging en betere aansluiting tussen arbeid en inkomen bij arbeidsongeschiktheid. Korte termijnmaatregelen uit het voorstel BETER:
- Samenvoeging van WGA en IVA tot één nieuwe WIA-regeling.
Doel is minder herbeoordelingsverzoeken van WGA naar IVA vanwege de verschillen in financiering. En doel is minder complexiteit in de uitkeringsfasen van de huidige WIA.
- Maximering van het maatmanloon op het maximumdagloon. Dit levert een besparing op en zorgt ervoor dat hoge inkomens minder snel in de regeling WGA 80-100% komen.
- Introductie van een no-riskpolis voor werknemers die in het tweede ziektejaar overstappen naar een nieuwe werkgever.
Dit stimuleert mobiliteit en ka ner toe leiden dat minder mensen een WIA-uitkering gaan aanvragen.
Lange termijn: Op de langere termijn wordt een verdere uitwerking van het stelsel “WERK staat voorop” verwacht. Dat stelsel zou kunnen uitgroeien tot één uniforme regeling voor alle werkenden, ongeacht contractvorm of arbeidsrelatie. Daarmee verschuift de focus van inkomensbescherming bij ziekte naar actieve inzetbaarheid en werkhervatting.
7. Wijziging WW-duur Zoals eerder aangekondigd in de Voorjaarsnota 2025 wil het kabinet de maximale duur van de WW-uitkering verkorten van 24 naar 18 maanden. De geplande inwerkingtreding van 1 januari 2027 is inmiddels met één jaar uitgesteld. Het ligt voor de hand dat het nieuwe kabinet deze maatregel opnieuw weegt. De vakbonden zijn fel tegen een inkorting van de WW-duur.
Welke accenten zou een nieuw kabinet kunnen leggen? Een nieuw kabinet kan andere accenten kiezen: bijvoorbeeld meer nadruk op preventie en duurzame inzetbaarheid, meer ruimte voor eigen regie van werkenden, of juist meer zekerheid via collectieve vangnetten. Dit betekent dat de volgorde, prioriteit en inhoud van de wetsvoorstellen kunnen wijzigen. Via de Sensio-nieuwsbrieven houd ik je graag op de hoogte van de verdere ontwikkelingen.
Vriendelijke groet,
Marjol Nikkels
Recente artikelen:
Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (BAZ)
Werkhervattingskas 2026
|